Door: Anne-Marie de Ruiter

Speelafspraken: overdrijf het niet

Columns / 13 maart 2009 / Anne-Marie de Ruiter

‘s Middags om drie uur gaat de markt open. In de gangen van de school klinken de onderhandelingen: ‘Wil jij bij mij?’ ‘Mag ik bij jou?’ ‘Waarom kan het dan niet?’ ‘Oh, dan vraag ik …wel.’ ‘Mahaaaam ik wil met iemand spelen!!! (Iemand is niemand, zegt mijn vriendin dan altijd tegen haar dochter…)

Hoe leuk het ook is als je kind een vriendje mee wil nemen of andersom, ik vind niet dat je altijd ‘ja’ hoeft te zeggen. Allereerst omdat ze niet iedere dag een speelafspraak hoeven te hebben. Naast middagen die al vol zitten met muziek, sport en/of opvang, is het goed als ze zichzelf eens vermaken of lekker kunnen hangen.

Ten tweede willen sommige kinderen mee om redenen die niets met vriendschap te maken hebben. Bijvoorbeeld omdat ze geen zin hebben in buitenschoolse opvang. Die verzoeken komen altijd op dezelfde dagen en ze proberen het bij iedereen. Of ze willen het speelgoed even ‘uitchecken’. Dat laatste is een bekend fenomeen bij kleuters. Toen mijn kind net aan het wennen was op school, stonden er dagelijks 6-jarigen mij op te wachten met de vraag of ze met ons mee naar huis mochten. Het duurde even voordat ik door had dat ze mijn dochter zelf echt niet zagen staan…

‘Nee’ zeggen op speelverzoeken is niet altijd even makkelijk. Soms dringt je eigen kind aan, soms dat van een ander. Als je pech hebt, gaat er ook nog eentje huilen. Dat maakte ik laatst mee, toen een klasgenootje niet mee kon met mijn zoon. Zijn moeder kon de teleurstelling van haar zoon niet aanzien. Ze probeerde mij over te halen, in plaats van haar kind simpelweg uit te leggen: Nee is nee.

Sommige ouders zien het hebben van veel speelafspraken als een teken van succes, van populariteit. Maar is kwaliteit niet belangrijk dan kwantiteit? Je kind heeft minder aan steeds wisselende contacten, dan aan een goed vriendje. Daarmee leer je immers echt te delen en bijvoorbeeld ruzies uit te praten. Helemaal belangrijk als een kind geen broer of zus heeft.

Als je kind weinig (of geen) speelafspraken heeft, dan betekent dat echt niet dat het later zal ‘overschieten’. De meeste (h)echte vriendschappen ontstaan pas als mensen ‘jong-volwassen’ zijn. Laatst meldde een vader mij trots dat zijn zoon (4 jaar) al een aardig netwerk had. Tja, dacht ik, zou deze kleuter daar later nog een leuke baan aan overhouden? En hoeveel vrienden zou die vader zelf nog van de lagere school hebben? En hoe lang houdt hij (of u) het vol om na iedere werkdag weer met een andere collega af te spreken?

 

 
 

Reacties zijn gesloten.