Door: Linda Woudstra

Hup naar die creche

Nieuws / 16 oktober 2008 / Linda Woudstra

‘J. heeft zijn boterhammetje heerlijk opgepeuzeld. Zijn yoghurt ging maar matig. Hij stapte vandaag lekker rond met zijn kleine beentjes: hup van de poppenhoek naar de speelgoedmand en dan weer naar het winkeltje! En een plezier dat hij had! Nou, straks weer lekker buitenspelen.‘ Dit soort verslagen kreeg ik vroeger dagelijks in het crèche-schriftje van mijn kinderen.






De leidsters hebben geleerd dat ouders alles willen weten over de dag dat ze hun kind weer gemist hebben. Dat is een grote fabel. Je wilt toch niet ieder hapje er in tergend langzaam tempo in zien gaan? En na 3005 eerste stapjes ken je het fenomeen toch wel in grote lijnen? En als je in crèche-tijd een volwassen gesprek kan voeren, een project kan afronden of een goede borrel achterover kan slaan, dan weet je het toch wel?


Voor de kinderen is het ook helemaal niet verkeerd. Er gebeurt tenminste wat, er zit een duidelijke structuur in de dag, ze leren op hun beurt te wachten en roepen telkens: ‘samen spelen, samen delen.’ Nou, kom daar maar eens om bij iemand thuis.


Toch is er nog een hoop weerstand tegen crèches, zeker bij de vorige generatie. Laatst hoorde ik een tante vertellen dat zij ‘vroeger nooit hadden gedacht dat er een asiel voor kinderen zou komen’…dat zullen moeders van deze tijd niet snel zeggen, maar er is wel iets van blijven hangen: twijfels, schuldgevoelens en de volstrekt willekeurige norm dat maximaal twee (of drie of drie en een half) dagen crèche ‘niet zo erg’ is. Sommige moeders vinden de crèche handig of leuk en onderdrukken eventuele diepgewortelde schuldgevoelens, anderen prefereren gastouders en een derde groep blijft piekeren en overweegt minder te gaan werken of hun baan op te zeggen.


Vaders doen minder moeilijk. Hun streefniveau ligt lager. Zij, hun vader en hun grootvader hadden het ook niet altijd even leuk op kantoor (of op het land), dus waar we hebben we het over. Soms is het gezellig en soms moet je vechten voor je zelf, voor je plaats in de groep, net als in het echte leven.


Leen hun denkbeelden als je er niet uit komt. Gewoon doen de crèche. En juffen, laat die schriftjes maar zitten. Toen mijn kinderen eenmaal een beetje konden praten, vond ik hun eigen mondelinge verslag voldoende: ‘Sophie maakt poepjes op gang’, ‘Vera stinkt’ of: ‘ik wil niet yoghurt, sap is op!’. Zie je? Alsof ze het over hun collega’s hebben. Of die verdomde bedrijfskantine waar al het lekkers altijd net weg is als jij komt lunchen.

 

Reactie van lezer 1 (ingekorte versie):

” Ik ben het er absoluut niet mee eens dat verhaaltjes van een dag op de crèche of bij de gastouders overbodig zijn. Ik ben zelf gastouder en schrijf per dag voor elk kind een verslag van 1 a 2 kantjes. In dat verslag staat wat het kindje heeft gedaan en met wie die heeft gespeeld. Ook hoe hij zich die dag voelde en hoe het met zijn ontwikkeling gaat. Dit boekje schrijf ik naar het kindje toe en dat kunnen de ouders lezen. Het is jammer dat er bij de creche zo makkelijk wordt gedaan over een dagboekje (..) Verder vind ik dat ouders dat moeten doen waar ze zich het beste bij voelen. Of dat nou wel of niet (veel) werken is, kind bij de creche, opa&oma of gastouder doen. Het schuldgevoel kan pas weg gaan als ze doen wat in hun ogen het beste is voor het kind en weten dat het kind een heerlijke dag heeft gehad. En dat kan dankzij een dagboekje. ”

 

Reactie van lezer 2 (ingekorte versie):

“Wat mij in het algemeen irriteert in de meeste stukjes die tegenwoordig worden geschreven over kinderopvang (meestal door moeders) is het uitgangspunt. Ten eerste is dat meestal de moeder. Daar zijn twee dingen op tegen:

1. als je de verantwoordelijkheid aangaat om een kind op deze wereld te zetten ben ik van mening dat je die verantwoordelijkheid ten volste moet nemen en dus de behoefte van het kind voorop moet zetten.

2. Waar zijn de papa's?! Door vooral over de moeders te schrijven houden we ook zelf het beeld in stand dat het zorgen vooral een taak voor moeders is en de keuze voor de combinatie tussen werken en zorgen dus ook. Ten tweede worden er regelmatig niet onderbouwde meningen geventileerd zoals: – het kind krijgt zoveel structuur aangeboden (klopt, er zit structuur in het structureel te weinig aandacht krijgen op een kinderdagverblijf. Niet vanwege het niet willen door leidsters, maar vanwege het niet kunnen.

 

Wanneer je de zorg over 7 kinderen tegelijk hebt (vrij standaard), kun je simpelweg niet constant sensitief en responsief (belangrijkste basis voor het ontwikkelen van een gevoel van veiligheid en een positief zelfbeeld van een kind)zijn. Dit gebrek aan sensitief en responsief reageren werkt als een risicofactor voor de ontwikkeling van kinderen. Wij kiezen dan ook voor een oppas aan huis voor de dagen die we echt nodig hebben (één dag per week in ons geval). Die heeft alle tijd om sensitief en responsief om te gaan met ons mannetje. Voor het contact met zijn leeftijdsgenootjes gaat hij twee keer per week naar de peuterspeelzaal.

 

Moeten alle vaders! en moeders het dan op die manier doen? Nee, natuurlijk niet, ieder zijn keuze. Voor mij is vooral het welzijn van het kind belangrijk. Sommige kinderen vinden drie dagen prima, andere geen enkele dag. In dat laatste geval kun je natuurlijk nog steeds gaan werken, zorg echter dan voor een ander soort opvang: gastouder/opa-oma/au pair/oppas aan huis etc. Genoeg keuze bij Regeltante zou ik zeggen! “

 

 

 
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *